“Heeze, Parel van Brabant” Jan Martens, 1949
Ik ken een dorpje in Brabant,
Daar is het leven zo fijn,
Daar kun je volop genieten,
Daar wil ik altijd zijn.
Met al zijn straten en wegen,
Zijn vennen en zijn hei,
Zijn bossen en zijn lanen,
Bezing ik daarom blij:
Refrein:
Heeze, ik zal aan jou denken
Waar ik ook mag gaan
Overal in den lande
Zul je steeds voor me staan
Met al je bouwland en weiden
Met je kasteel en je vliet
Heeze, Parel van Brabant
Jou vergeet ik niet.
Als in het voorjaar de bomen,
Weer in hun bloesem gaan staan,
En in de zomer toeristen,
Ons dorp bezoeken gaan.
Als in de velden het koren,
Weer wuift zover je 't ziet,
Besef je wat een rijkdom,
Je eigen dorp je biedt.
Denk ik terug aan de jaren,
Dat ik als kind heb gespeeld,
Bij de Rielloop of bij de Schietberg,
Mij nimmer heb verveeld.
Sta ik soms op d'uitkijktoren,
En zie in mijn dorpje beneën,
Dan zing ik in gedachten,
Dit liedje voor mij heen.
In de jaren zeventig wordt Jan Martens gevraagd een vierde couplet aan het lied toe te voegen omdat er nieuwe wijken in Heeze zijn gebouwd en Heeze zich meer en meer ontwikkeld op toeristisch gebied.
Waar ieder mocht ondervinden,
dat jouw gastvrijheid steeds bloeit.
En nieuwe wijken getuigen,
dat Heeze immer groeit.
Zou eens de tijd voor mij komen,
dat ik naar elders moet gaan.
Dan zal steeds in mijn harte,
jouw plaats blijven bestaan.